Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [34]zij wierpen stof op hun hoofden, en riepen, wenende en rouw bedrijvende, zeggende: Wee, wee, de grote stad, in dewelke allen, die schepen in de zee hadden, van haar kostelijkheid rijk geworden zijn; want zij is in een ure verwoest geworden. 34. Namelijk tot een bijzonder teken van groten rouw en droefheid over hun verlies, gelijk bij de ouden gebruikelijk was, 1 Sam.4:12; Job 2:12, en gelijk van de stuurlieden en zeelieden van Tyrus ook gezegd wordt, Ezech.27:30,31. Hoewel deze hun rouw zich niet uitstrekt over hun zonden, en bijgelovigen godsdienst, waar zij in verhard zijn, maar alleen over hun verlies en schade.